De Raad voor de rechtspraak is kritisch op een wetsvoorstel van minister Yesilgöz van Justitie en Veiligheid waardoor politie dna van burgers mag afnemen die nog niet voor een misdrijf zijn veroordeeld, maar hier alleen van worden verdacht. "Het Wetsvoorstel stuit in zijn huidige vorm op een aantal bezwaren en leidt tot de nodige vragen en opmerkingen", aldus de Raad in een advies over het voorstel.
Op dit moment kunnen mensen die door de rechter worden veroordeeld, afhankelijk van het delict, worden verplicht om hun dna af te staan. "Op grond van de Wet dna-onderzoek voor veroordeelden kan van iemand die – kort gezegd - veroordeeld is wegens een misdrijf tot een werkstraf of een gevangenisstraf dna worden afgenomen", aldus strafrechtadvocaten Anker & Anker in 2019 over een bezwaar van de "A7-blokkeerders", die geen dna wilden afstaan en daarin gelijk kregen van de rechtbank.
Uit onderzoek blijkt volgens het kabinet dat bij dertien procent van de mensen die is veroordeeld en dna moet afstaan dat niet gebeurt. Het gaat dan om personen die onvindbaar zijn of in het buitenland verblijven. Met de voorgestelde wetswijziging wordt de procedure zo aangepast dat dna niet wordt afgenomen nadat iemand is veroordeeld, maar zodra die wordt aangehouden.
De minister claimt dat door het wetsvoorstel voortaan van 99 procent van de verdachten dna in de dna-database zal worden opgeslagen. In het onderzoek waaruit die 99 procent naar voren komt, wordt een scenario beschreven waarbij jaarlijks bij meer dan 40.000 verdachten aan het begin van het onderzoek dna afgenomen wordt. Daarvan wordt volgens de berekening uiteindelijk bij 17.400 verdachten het celmateriaal uiteindelijk vernietigd omdat ze worden vrijgesproken of worden veroordeeld voor een feit waarvoor geen dna-afname is toegestaan.
"Dat betekent dat jaarlijks bij 17.400 verdachten een onterechte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is gemaakt, bijna twee verdachten per uur. In deze ‘impactanalyse’ lijkt effectiviteit een doorslaggevende rol gespeeld te hebben, terwijl volgens de Raad vooral getoetst moet worden of de maatregel proportioneel is", stelt de Raad, die toevoegt dat het vroeger afnemen van dna, ook als er uiteindelijk niets mee gebeurt, een grote inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer.
In het wetsvoorstel staat verder dat de afname van dna plaatsvindt 'aan het einde van de periode' van het ophouden voor onderzoek of de zogeheten inverzekeringstelling. Dat maakt de timing volgens de Raad wel heel ingewikkeld. "Het is onwenselijk dat een verdachte langer vastzit vanwege de dna-afname. Het afnemen van het celmateriaal kan geen reden zijn om iemand langer vast te houden."
"De inbreuk op grondrechten moet zo klein mogelijk zijn met het oog op het doel", aldus de Raad, die adviseert om de grondrechtenanalyse te verduidelijken en uit te breiden (pdf). Ook wordt aangeraden om de juridische analyse aanzienlijk uit te breiden. "In dit Wetsvoorstel wordt het moment van ophouden voor onderzoek aangewezen als eerste moment dat celmateriaal kan worden afgenomen. De keuze voor dit moment is in het licht van de proportionaliteitseis niet begrijpelijk."
Je bent niet ingelogd en reageert "Anoniem". Dit betekent dat Security.NL geen accountgegevens (e-mailadres en alias) opslaat voor deze reactie. Je reactie wordt niet direct geplaatst maar eerst gemodereerd. Als je nog geen account hebt kun je hier direct een account aanmaken. Wanneer je Anoniem reageert moet je altijd een captchacode opgeven.